1 | En 1) het geschiedde 2) in het vervolg:
hij trok rond langs stad en dorp, terwijl hij predikte en het goede bericht bracht van Gods koninkrijk, met bij zich de twaalf |
2 | en enkele vrouwen
die genezen waren van boze geesten en ziektes: Maria die ‘Magdalena’ werd genoemd, van wie zeven demonen waren uitgegaan, |
3 | Johanna, de vrouw van Chuza (een bestuursambtenaar van Herodes),
Susanna en vele anderen, die hem dienden 3) met waar zij over beschikten. |
26 | En zij voeren omlaag 4), naar de streek van de Garasenen –
die is tegenover Galilea. |
27 | En toen hij eruit ging, het land op,
kwam hem een zekere man uit de stad tegemoet die demonen had -en een behoorlijke tijd had hij geen kleding aangedaan en hij verbleef niet in een huis, maar in de graven -. |
28 | Toen hij Jezus zag
schreeuwde hij naar omhoog 5), hij viel voor hem neer en met luide 6) stem 7) zei hij: |
29 | -Want hij had aan de onreine geest afgekondigd 9) eruit te gaan, weg 10) van die mens;
want op vele tijden had die hem meegeroofd 11) en dan werd hij geboeid met kettingen en voetboeien ter bewak/ring 12), maar als hij dan door de boeien heen 13) brak werd hij voortgejaagd door de demon, de woestijnen 14) in. - |
30 | Maar 15) Jezus vroeg hem:
Wat is je naam 16)?
En hij zei:
Legioen! want er waren vele demonen bij hem binnengegaan 17) … -
|
31 | En zij riepen hem toe
hen niet op te dragen in de afgrond 18) weg te gaan. |
32 | Nu was daar een kudde met een behoorlijk aantal varkens,
die gehoed werd op de berg. En zij riepen hem toe hen toe te staan in hen binnen te gaan – en hij stond hen dat toe. |
33 | Toen de demonen uitgegaan waren, weg van die mens,
gingen ze de varkens binnen, en de kudde stortte langs de steilte neer het meer in en stikte 19). |
34 | Toen de hoeders zagen wat geschied was
vluchtten ze en ze deden verslag in de stad en op de velden. |
35 | En zij gingen er op uit om 20) te zien wat geschied 21) was
en ze kwamen bij Jezus en vonden daar gezeten de mens 22) van wie de demonen waren uitgegaan: gekleed en verstandig geworden, aan de voeten van Jezus, en zij vreesden. |
36 | En zij die het gezien hadden deden hen verslag
hoe de gedemoniseerde bevrijd was. |
37 | Toen vroeg hem heel de massa van de omstreek van de Gerasenen
weg te gaan van hen, omdat ze door grote vrees 23) bevangen waren. En hij 24) – hij ging in het schip en keerde om. |
38 | De man van wie de demonen waren uitgegaan smeekte hem
om met hem samen 25) te mogen zijn. Maar hij stuurde hem weg, hij zei: |
39 | En hij ging weg, de hele stad door,
berichtend alwat aan hem gedaan had – Jezus… 27)
|
40 | Toen Jezus omkeerde
ontving de menigte hem, want ze waren daar allemaal – ze verwachtten hem… |